Ik schiet in de lach. Het verhaal over de geboorte van hun dochter heb ik nog niet eerder gehoord. Zijn stem wordt zacht. ‘Marjolein paste precies in mijn armen. Ze hoorde gewoon bij mij.’
Ik bijt in een mals stukje vlees. Het is alsof de smaken kleuren hebben. Mijn hart en mijn maag zitten allebei vol.
Als het restaurant sluit, zijn wij de laatsten die vertrekken.
'Als je bij Mij komt eten, zal je nooit meer honger en dorst hebben’, zegt Jezus. De Farizeeën blijven op een afstandje staan. Ze roepen: ‘Laat eerst maar zien dat je beter voedsel hebt dan Mozes. Die gaf ons brood wat uit de hemel kwam!’ Kennelijk zijn ze alweer vergeten dat Jezus een dag eerder 5000 mensen te eten had gegeven (Joh. 6). Ze vertrouwen Hem niet.
Ik denk aan het etentje met onze vrienden. Stel je voor dat ze hadden geappt: ‘Het is toch wel een goed restaurant, hè? Anders komen we niet!’ Jezus is er duidelijk over: ‘Wie naar Mij toekomt, zal geen honger en dorst meer hebben.’ Hij wil met ons uit eten. Zo’n etentje waarvan je maag én je hart verzadigd raken.
naam | |
website | |
bericht | |
Schrijf vijf in cijfers: | |